A big castle that looks forbidding and imprenetrable.



Mijn achtergrond

Mijn ouders waren nog heel jong toen ik geboren werd; mijn moeder was net 22 en mijn vader was pas 21. Mijn vader zat in het leger en toen duidelijk werd dat mijn moeder zwanger was, ging ze noodgedwongen weer bij haar moeder wonen, waar haar jongere broers en zussen ook nog woonden. Daar ben ik geboren, na een haastig huwelijk.

Mijn oma en mijn vader hadden een hekel aan elkaar en als hij bij ons kwam, leverde dat spanningen op. Omdat hij er alleen in weekends was (in het begin zelfs maar eens in de twee weken), had iedereen meer over mij te zeggen dan hij. Dat moet ook voor hem heel naar geweest zijn. Voor mij zal het (achteraf gezien, ik heb daar geen herinneringen aan) heel verwarrend geweest zijn en het stond ongetwijfeld in de weg van het opbouwen van een goede band met mijn vader.

Na twee jaar kregen ze een eigen flat en woonden we eindelijk samen als gezin. Na de moeilijke start door een gescheiden leven en een onwelwillende (schoon)moeder hadden mijn ouders niet heel veel ervaring met het opvoeden van een kind. Ze waren bijvoorbeeld erg snel met het uitdelen van een klap wanneer ik iets stouts deed. Toen ik in elkaar begon te duiken bij onverwachte bewegingen stopten ze daar mee, maar ik bleef heel onzeker.

Daarbij heb ik tijdens een periode van schilderwerkzaamheden terpentine gedronken. Ik heb toen een tijd in het ziekenhuis gelegen en in die tijd was het nog heel gewoon dat ouders maar twee keer per dag een uurtje konden komen. Mijn moeder vertelt zelfs nu nog bijna huiverend hoe ontzettend hard ik krijste als ze weer weg moest.

En als laatste beïnvloedende factor werd mijn zusje geboren. Alle beginnersproblemen die mijn ouders met mij hadden, hadden ze met háár niet. Ik kan me nu, achteraf, erg goed voorstellen dat ik daar erg jaloers op moet zijn geweest.

Alle factoren samen maakten van mij een angstig en onzeker kind. Mijn leven verliep dan ook moeizaam. Thuis liep ik op mijn tenen, buitenshuis en op school vond ik geen enkele aansluiting. Ik was eenzaam, ik begreep niet veel van mezelf en anderen. Ik was een heel braaf, gehoorzaam meisje, maar mijn puberteit bracht daar verandering in; ik werd rebels, kwaad om het minste of geringste en was onbenaderbaar. Het leven was heel naar en moeilijk, voor mijzelf maar ook voor iedereen om me heen.


Therapieën

Hoewel ik later in mijn leven dus de diagnose borderline kreeg, wat natuurlijk wel een vrij ernstige aandoening is, denk ik niet dat iemand in mijn jeugd geweten heeft dat het zó erg was, ikzelf al helemaal niet. Voor anderen leek het een sociaal probleem en voor mij was ongelukkig zijn iets wat bij mij hoorde, ik was het tenslotte mijn hele leven al, daar stelde ik mezelf niet eens vragen over.

Pas toen ik volwassen werd en duidelijk werd dat het niet beter zou gaan, integendeel, ging ik eindelijk in therapie. De diverse therapieën haalden echter weinig uit. Bij elke therapie had ik wel het gevoel dat ik hard werkte en er beter uitkwam. Maar na verloop van tijd werd elke keer weer duidelijk dat ik niks had bereikt, ik bleek telkens weer nog op hetzelfde punt te staan als daarvoor.

Leer er maar mee leven?

In 1990 begon ik aan een therapie bij een psychiater. Ik heb veel aan deze man te danken. Hij was de eerste ie me het gevoel gaf dat hij mij echt zag. Hij vond mij een heel sterk persoon en sprak daarover in bewonderende termen. Nog nooit had iemand mij sterk genoemd en dat gaf mij een heel andere kijk op mezelf.

Na een paar maanden was zijn conclusie dat ik borderline had. Wat dat was, wist ik niet en ik vroeg er ook niet naar. Hij dacht dat ik niet zoveel meer zou hebben aan reguliere therapieën; ik was te goed geworden in praten en het was zo goed als onmogelijk om op die manier nog tot me door te dringen.

Ik heb op dat moment besloten het maar op te geven. Ik was blijkbaar hopeloos, ik moest maar met borderline leren leven. En de vier jaar daarna heb ik dat heel hard geprobeerd, en het leek heel wat. Ik trouwde, kreeg een kind en werd zwanger van de tweede. Maar toen, door een aanvaring op mijn werk, werd ik teruggeworpen in mezelf. Ik kwam in een enorme depressie terecht en dat was voor mij de druppel die de emmer deed overlopen. Dit keer zou ik voor mezelf in therapie gaan. Het was of dít eruit, wat dit ook was, of ik eruit. Ik wilde niet langer zo door het leven gaan.

Via mijn oude psychiater kwam ik in contact met Mirjam Sigling, een psychomotorisch therapeute. Vaak is psychomotorische therapie een onderdeel van een instelling, maar zij werkte zelfstandig.


Heling

Toen ik nog werkte, was ik bij toeval gestuit op een stuk over hechtingsstoornis en daarin herkende ik mezelf. Ik dacht daardoor dat ik eigenlijk een hechtingsstoornis had en geen borderline. Maar mijn therapeute vertelde mij dat hechtingsstoornis vaak een onderdeel is van borderline.

Borderline was dus méér dan alleen een hechtingsstoornis. En omdat niemand blijkbaar precies wist wát er dan was, ben ik er zelf over gaan nadenken. Ik had in die tijd een vriendin met dezelfde symptomen en met haar en met anderen heb ik vele uren gesproken over wat borderline zou kunnen zijn.

En zo ging ik aan twee kanten aan het werk. Aan de emotionele kant werkte ik aan mijn gevoel, mijn ervaringen, mijn beleving. Tegelijkertijd werkte mijn rationele en analytische kant aan het begrijpen van borderline, het ontdekken van structuren en patronen.

Hierdoor kreeg mijn emotionele werk tijdens de therapie ook een versnelling: ik kreeg beter door hoe borderline in elkaar zat en wat er moest gebeuren om verder te kunnen komen. De hulp van Mirjam is daarbij van onschatbare waarde geweest. Zij steunde mij in alle opzichten, onze samenwerking was intuïtief en warm. Dat alles leidde uiteindelijk tot mijn genezing.





Terug naar de homepagina

Overzicht van het boek